ID: 37294
Advertentie ID: #37294 is toegevoegd aan uw verlanglijst.
Omschrijving
Belasting vrijheid en eigendom tussen 511-1787 / 1989
Het thema van dit boek, dat beoogt te balanceren tussen wetenschap en anekdote en tussen tekst en illustratie, betreft de invloed van de belasting- heffing op de staatkundige emancipatie van de samenleving in West-Europa en Noord-Amerika. Die ontwikkeling kan men zo samenvatten: Door op vrijwillige basis in te stemmen met belastingheffing kregen bepaalde groeperingen uit de samen- leving het recht mee te praten over de uitgaven en daarmee invloed op het landsbestuur; in de loop der tijden evolueerde deze deelneming aan het bestuur tot een echte volksvertegen- woordiging met algemeen kiesrecht. Door samen met andere landstreken de lasten te dragen, kon bovendien de vroeger bestaande staatkundige versnippering tot de moderne eenheidsstaat worden uitgebouwd.
In hoofdstuk I wordt beschreven hoe het belastingsysteem dat de Frankische veroveraars van het Galloromeinse bestuurssysteem hebben overgenomen (vanaf circa 500) in de loop der eeuwen in het niet verdwijnt, zulks in wisselwerking met het afkalven van het centrale staatsgezag en het opkomen van regionale en lokale machtscentra.
In hoofdstuk II (953-1463) gaat het aanvankelijk om het conflict dat de aartsbisschop van Keulen heeft met de stad Keulen over de belasting- opbrengst. De stad weet zich van deze inkomsten meester te maken en slaagt er zo in een vrije rijksstad te worden, onafhankelijk van de aartsbisschop. Vervolgens wordt in dit hoofdstuk beschreven hoe patriciërs en gilden in de stad met elkaar in conflict komen, waarbij de belastingheffing, lees de macht, het belangrijkste strijdpunt vormt. Tenslotte zien we hoe de aarts- bisschop zijn macht naar buiten wil uitbreiden door burchten, steden en landstreken te kopen of te veroveren, en hoe hij daarbij naar binnen macht moet inleveren, omdat hij voor die ambitieuze expansiepolitiek geld nodig heeft. Dat moet hem worden gefour- neerd door de vertegenwoordigers van de drie standen: geestelijkheid, adel en steden, en deze verwerven daarmee een bepaalde zeggenschap in het bestuur.
In hoofdstuk III is de belastingheffing door de hertog van Alva de inzet. Deze is door koning Filips II van Spanje als landvoogd naar de zeventien Neder- landse gewesten gezonden en probeert de zogenaamde tiende penning in te voeren (1569). Zijn bedoeling is daar- bij, dat een generale, voor alle provin- cies geldende belasting wordt inge- voerd, zulks als een stap naar de staat- kundige eenheid tussen de gewesten. Wezenlijk is dat het een pennanente belasting is, zodat in het vervolg niet meer om de zoveel jaar aan de Staten- Generaal als vertegenwoordiger der provincies toestemming voor een bede behoeft te worden gevraagd. De koning kan dan zonder vertegenwoordiging uit de bevolking regeren en zich als absoluut heerser doen gelden. Door de opstand mislukt die tweeledige opzet. De zeven noordelijke gewesten sluiten zich aaneen in de Unie van Utrecht (1579). Pogingen om een gemeenschappelijk belastingsysteem op te zetten hebben geen succes. De Republiek, die in feite een statenbond is, slaagt er daarom niet in tot een bondsstaat uit te groeien.
Hoofdstuk IV beschrijft hoe de Engelse koning Karel I zichzelf als absoluut heerser wil opwerpen, reden waarom hij buiten het Engelse parlement om gaat regeren, en hoe hij van alles bedenkt om inkomsten voor de Kroon te verwerven, zonder daarvoor aan het parlement in Westminster toestemming te hoeven vragen. Dit hoofdstuk geeft een uiteenzetting van de rechtszaak tegen John Hampden (1637), die weigert schepengeld te betalen, omdat de voorafgaande toestemming van het parlement voor die heffing ontbreekt. De Kroon wint de zaak, maar het is wel een Pyrrhus-overwinning, want ze schudt de geesten wakker die het gevaar van de absolute vorstenmacht gaan onderkennen. Zo vormen 66k bij Karel I belastingperikelen de voorbode van de burgeroorlog, ...
Het thema van dit boek, dat beoogt te balanceren tussen wetenschap en anekdote en tussen tekst en illustratie, betreft de invloed van de belasting- heffing op de staatkundige emancipatie van de samenleving in West-Europa en Noord-Amerika. Die ontwikkeling kan men zo samenvatten: Door op vrijwillige basis in te stemmen met belastingheffing kregen bepaalde groeperingen uit de samen- leving het recht mee te praten over de uitgaven en daarmee invloed op het landsbestuur; in de loop der tijden evolueerde deze deelneming aan het bestuur tot een echte volksvertegen- woordiging met algemeen kiesrecht. Door samen met andere landstreken de lasten te dragen, kon bovendien de vroeger bestaande staatkundige versnippering tot de moderne eenheidsstaat worden uitgebouwd.
In hoofdstuk I wordt beschreven hoe het belastingsysteem dat de Frankische veroveraars van het Galloromeinse bestuurssysteem hebben overgenomen (vanaf circa 500) in de loop der eeuwen in het niet verdwijnt, zulks in wisselwerking met het afkalven van het centrale staatsgezag en het opkomen van regionale en lokale machtscentra.
In hoofdstuk II (953-1463) gaat het aanvankelijk om het conflict dat de aartsbisschop van Keulen heeft met de stad Keulen over de belasting- opbrengst. De stad weet zich van deze inkomsten meester te maken en slaagt er zo in een vrije rijksstad te worden, onafhankelijk van de aartsbisschop. Vervolgens wordt in dit hoofdstuk beschreven hoe patriciërs en gilden in de stad met elkaar in conflict komen, waarbij de belastingheffing, lees de macht, het belangrijkste strijdpunt vormt. Tenslotte zien we hoe de aarts- bisschop zijn macht naar buiten wil uitbreiden door burchten, steden en landstreken te kopen of te veroveren, en hoe hij daarbij naar binnen macht moet inleveren, omdat hij voor die ambitieuze expansiepolitiek geld nodig heeft. Dat moet hem worden gefour- neerd door de vertegenwoordigers van de drie standen: geestelijkheid, adel en steden, en deze verwerven daarmee een bepaalde zeggenschap in het bestuur.
In hoofdstuk III is de belastingheffing door de hertog van Alva de inzet. Deze is door koning Filips II van Spanje als landvoogd naar de zeventien Neder- landse gewesten gezonden en probeert de zogenaamde tiende penning in te voeren (1569). Zijn bedoeling is daar- bij, dat een generale, voor alle provin- cies geldende belasting wordt inge- voerd, zulks als een stap naar de staat- kundige eenheid tussen de gewesten. Wezenlijk is dat het een pennanente belasting is, zodat in het vervolg niet meer om de zoveel jaar aan de Staten- Generaal als vertegenwoordiger der provincies toestemming voor een bede behoeft te worden gevraagd. De koning kan dan zonder vertegenwoordiging uit de bevolking regeren en zich als absoluut heerser doen gelden. Door de opstand mislukt die tweeledige opzet. De zeven noordelijke gewesten sluiten zich aaneen in de Unie van Utrecht (1579). Pogingen om een gemeenschappelijk belastingsysteem op te zetten hebben geen succes. De Republiek, die in feite een statenbond is, slaagt er daarom niet in tot een bondsstaat uit te groeien.
Hoofdstuk IV beschrijft hoe de Engelse koning Karel I zichzelf als absoluut heerser wil opwerpen, reden waarom hij buiten het Engelse parlement om gaat regeren, en hoe hij van alles bedenkt om inkomsten voor de Kroon te verwerven, zonder daarvoor aan het parlement in Westminster toestemming te hoeven vragen. Dit hoofdstuk geeft een uiteenzetting van de rechtszaak tegen John Hampden (1637), die weigert schepengeld te betalen, omdat de voorafgaande toestemming van het parlement voor die heffing ontbreekt. De Kroon wint de zaak, maar het is wel een Pyrrhus-overwinning, want ze schudt de geesten wakker die het gevaar van de absolute vorstenmacht gaan onderkennen. Zo vormen 66k bij Karel I belastingperikelen de voorbode van de burgeroorlog, ...